Het woonbudget in de praktijk blijkt zo eenvoudig niet te zijn als de bedenkers zich hadden voorgenomen. Na de eerste maanden en vele berekeningen verder maken we de balans op. Voor een uitleg over de nieuwe regels zie Woonbudget.
Het woonbudget in de draagkracht berekening in de praktijk
Volgens de nieuwe regels passen we het woonbudget toe, tenzij de draagkracht van de alimentatieplichtige niet in de behoefte van de alimentatiegerechtigde kan voorzien. Dat is nogal wat, want als er geen wezenlijke stijging van het totale inkomen plaatsvindt leert de Norm Hof Den Bosch ons dat er in principe altijd te weinig draagkracht zal zijn. Oftewel, in een groot aantal gevallen moeten we toch tenminste onderzoeken of de werkelijke woonlasten van de alimentatieplichtige niet lager zijn dan het woonbudget. Extra werk dus.
Tegelijkertijd weten we dat de 30% norm zoals voorheen gehanteerd als maximum voor de woonlasten in slechts een enkel geval werd overschreden. Dus ja, we moeten in heel veel gevallen toch met de werkelijke woonlasten rekenen als we partneralimentatie vaststellen.
Is er (straks) bij één der ouders sprake van een eigen woning, terwijl die ook aanspraak op KGB maakt, dan is sowieso de hypotheekrente en WOZ nodig om het KGB correct te kunnen berekenen.
Zodoende zal iedere advocaat / mediator die voor de intake stukken opvraagt er verstandig aan doen gewoon de (toekomstige) woonlasten direct op te vragen om vertraging te vermijden.
Inkomensvergelijking en behoefte zonder kosten
Volgens de nieuwe regels van 2023 is de inkomensvergelijking in de plaats gekomen van de jusvergelijking. Het belangrijkste verschil: We kijken niet meer naar uitgaven of kosten, maar uitsluitend naar het inkomen van partijen. Dus bij deze berekening hebben de woonlasten, werkelijk of budget, geen enkel effect op de uitkomst.
De behoefteberekening is niet aangepast, maar daarin speelden de kosten al geen rol, dus het woonbudget heeft uitsluitend effect als de draagkracht de bepalende factor is.
Het KGB in de inkomensvergelijking
Een nogal vreemde beslissing is dat het "overschot" aan KGB wat iemand ontvangt niet wordt meegenomen in de inkomensvergelijking volgens Trema. Dat houdt in dat als één van de ouders een bedrag aan KGB ontvangt wat hoger is dan zijn/haar bijdrage in de kinderkosten, we dat extra NIET meetellen in het inkomen voor die persoon. Terwijl het er wel is. Puur financieel gesproken natuurlijk nonsens. En het lijkt onwaarschijnlijk dat iemand dit als eerlijk zal beschouwen.
Gelukkig heeft Split Online de mogelijkheid om dit aan te passen, maar een kwaadwillende partij kan zich nu op de algemeen geaccepteerde en door de HR bevestigde werkwijze beroepen en eisen dat dit stuk inkomen buiten de partneralimentatieberekening blijft.
Dit probleem wordt nog verergerd doordat de KGB bedragen per 1 januari fors zijn verhoogd, waardoor de kans dat er een overschot is aanzienlijk groter is geworden. En het overschot soms honderden euro's per maand bedraagt.
Gevolgen voor kinderalimentatie
Het woonbudget in Trema zorgt in de praktijk ook voor gevolgen bij de kinderalimentatie. In het streven naar gelijkheid stelt de Tremanorm namelijk dat ook bij de berekening van kinderalimentatie volgens de nieuwe systematiek moet worden gewerkt.
Dat is op zich natuurlijk prettig, maar er is naast de introductie van het woonbudget meer veranderd. Zo is de bijstandsnorm aangevuld met een forfaitair bedrag voor de zorgkosten en een post onvoorzien. Dit "Forfait noodzakelijke lasten" is daardoor € 207 per maand hoger voor een alimentatieplichtige dan voorheen. Er is daarmee minder draagkracht voor de kinderen beschikbaar. Bij herberekening of nieuwe vaststelling van de kinderalimentatie komt die dus per definitie lager uit dan volgens de "oude" regels.
Weten we dan ook dat de alimentatie indexering voor 2023 veel lager is gesteld dan de inflatie, dan zijn kinderen en zorgende ouders er per 2023, mede dankzij deze nieuwe regels op achteruit gegaan. Dat staat wel erg haaks op het algemene uitgangspunt dat kinderen zoveel mogelijk buiten schot moeten blijven. Onbedoeld waarschijnlijk, maar je zult het maar zijn. En leg het maar eens uit aan een cliënt.
Conclusie
Het streven om de partneralimentatie berekening te vereenvoudigen door toepassing van het woonbudget blijkt in de praktijk niet helemaal gerealiseerd. Bij de draagkrachtberekening moeten we in de meeste gevallen toch de werkelijke woonlasten hanteren.
Bij de andere twee berekening spelen de woonlasten geen rol (meer).
De onbedoelde neveneffecten in de kinderalimentatie zijn daarnaast niet in het belang van de zorgende ouder of kinderen.